-
1 mess up
in de war sturen, verknoeien; smerig/vuil maken; ruw aanpakken, toetakelen; in moeilijkheden brengenmess up〈 informeel〉2 smerig/vuil maken♦voorbeelden: -
2 paw
n. klauw, poot (van een dier)--------v. betasten, ruw beetpakken, met een hoef over de grond schrapen (paard)paw1[ po:] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————paw21 krabben2 onhandig/ruw rondtasten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 manhandle
v. ruw aanpakken; hardhandig verschuiven[ mænhændl, -hændl]1 ruw behandelen ⇒ toetakelen, afranselen -
4 maul
n. hamer--------v. verwonden, ruw aanpakken, toetakelen[ mo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————maul2〈 werkwoord〉 -
5 rough-house
rough-house1————————rough-house2
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский